Cultuur is als een deur

Cultuur is als een deur.
(mijn pitch op Cultuurdebat, maandag 30/0 - Minard)

Ik liep vrijdagavond door de stad, toen het zo aan het waaien was. Op de Muide, aan een pand dat al lang verlaten is, hoorde ik het felle gebonk van een deur dat nog maar half in zijn kader hangt. Ik stapte naar binnen en bedacht dat dit een fantastische ruimte voor een kunstcollectief zou kunnen zijn. Het maanlicht zat net goed om het dromen toe te laten, en de wind die de storm met zich meebracht, opende mijn ogen voor nieuwe kansen.

Cultuur is als een deur. En onze makers zijn de scharnieren. Vaak zijn ze geolied waardoor ze vloeiend openwaaien. Maar even vaak kraken ze of barsten ze uit hun voegen. 

Soms wagen de dromers en doeners zich aan kolossale portalen van kathedralen, tempels of circustenten, of zijn er voor weerbarstige poorten verenigde krachten nodig om een deur op een kier te zetten. 

Maar soms zijn deuren op slot. Zoals wanneer men systemen en machtsstructuren in vraag stelt. Niets is zo frustrerend als je je had voorgenomen om de sleutels uit handen te geven, te moeten vaststellen dat de sleutelbewaarder zoek is. Of die doet alsof hij doof is. 

Soms zijn de deuren onzichtbaar. Zo’n deur in de publieke ruimte bijvoorbeeld. Sociaal-culturele timmerlui plaatsen zo’n exemplaren aan de lopende band, met de kracht van verbeelding als een koevoet in de hand. Vaak zijn er zelfs nog geen regels of wetgevingen om het plaatsen van de deur toe te laten, maar is er vertrouwen genoeg, om simpelweg collectief te besluiten dat het een goed idee is.

Vertrouwen is de sleutel. 

Met VOOR GENT weten we wat er van ons verwacht wordt. Als beleidsmakers moeten we stadsmakers helpen om deuren te openen en nieuwe deuren te plaatsen. Of als het al enigszins kan ook samen muren te slopen, en grenzen te verleggen. Met extra middelen, met extra onderzoek, met extra netwerken, met extra ondersteuning voor zij die het nodig hebben, met extra toegangswegen voor zij die zich kwetsbaarder voelen. Met een luisterend oor als het even wat minder gaat. We moeten onze sector samen weerbaarder maken. 

Beleidsmakers fungeren niet meer als portiers die extra hokjes plaatsen, maar als sfeerbeheerders die een klimaat scheppen voor innovatie en creatie, voor ontwikkeling en participatie. Politici moeten werken aan een cultureel klimaat waar drempels kunnen worden uitgebroken, waar draaideuren worden geïnstalleerd om fysieke en mentale ruimtes met elkaar te delen. 

En politici moeten zelf ook deuren plaatsen. Raamdeuren. Tussen sectoren, tussen stadsdiensten, tussen verenigingen, tussen parallelle netwerken om al eens bij een ander binnen te kijken. Of nog beter, zoals in saloons, met draaideuren om makkelijker bij elkaar binnen te lopen. Om daarna samen met de sector open huizen te creëren en afdakskes te zetten. Plekken om te bloeien, om te experimenteren. 

Zo bouwen we aan een bruisende creatieve stad, met broedplaatsen met minder regels, met meer vertrouwen, met meer respect voor de weelde, de goesting, de verbeelding- en verbindingskracht van onze makers. Samen met de conciërges van de goede verstandhouding, de techniekers van het logisch denken en de spelers zelf als kloppend hart van de stad.

Laat het duidelijk zijn.

Net zoals de deur op de Muide, willen wij helpen om de deur weer in zijn kader te hangen. Of om oude deuren te herstellen, of om nieuwe deuren te plaatsen.

En als de muren ooit gesloopt worden, laten we de deuren in hun kaders staan en schrijven we er samen op: ‘Hier stond ooit een muur.’

Volgende
Volgende

Tijd voor een Hoge Empathie Zone (HEZ)